Amstelland
De Amstel telt in de zeventiende eeuw ongeveer 70 buitenplaatsen van notabelen. In 1700 zijn er daar nog 44 van over en op dit moment tellen we alleen nog Amstelrust, Oostermeer en Wester-amstel. Het bouwen langs de Amstel bood vele voordelen. De afstand was zodanig dat men voeling kon houden met het stedelijke leven zonder last te hebben van de aan de stad verbonden nadelen. Over het water of langs de Amsteldijk kon men van en naar de stad trekken. Sommigen hadden hun eigen jacht en/of karos.
Buitenplaatsen
Als we het hebben over buitenplaatsen langs de Amstel dan rijst voor ons geestesoog het beeld van een reeks prestigieuze gebouwen, die met elkaar wedijverden in schoonheid. In werkelijkheid ging het om niet veel meer dan tien royale buitenplaatsen, maar die trokken dan ook de aandacht en werden veelvuldig afgebeeld. Veel groter is het aantal verbouwde boerderijen en verblijven van bescheiden omvang. Het waren er ongeveer vijftig. De beeldvorming wordt ook vertekend omdat alle zomerverblijven, groot en klein, voorzien werden van mooie namen. De grote buitenplaatsen werden omzoomd door fraaie tuinen, aangelegd naar de smaak van de tijd. Deze tuinen, waarvan de wandelaar langs de Amsteldijk overigens slechts een glimp te zien kreeg, waren versierd met beelden, waterpartijen en uitheemse planten en bomen. Vorstgevoelig materiaal ging naar de vaak aanwezige oranjerie. Dat was een langgerekt gebouw met ramen op het zuiden waarin gestookt kon worden.
Bewondering en afgunst
De zomerverblijven verleenden status aan de eigenaren-bewoners. Men ging bij elkaar op visite en nodigde gasten uit. Dat gaf ruimte voor vergelijking en bewondering, maar ook voor afgunst. Het valt op dat de westkant van de Amstel veel meer in trek was dan de oostzijde. Die kant werd vanouds al aangeduid als de ‘stille’ zijde. Daar was dus beduidend minder verkeer en dat had tot gevolg dat de toestand van de weg zelfs beneden toenmalig peil was. Gaandeweg kocht men ook ambachtsheerlijkheden (lokale overheidsrechten), zodat men zich heer van een bepaalde plaats kon noemen. Dat leek een beetje op landadellijke afkomst, een begerenswaardige status. Bovendien kon men als landeigenaar jacht- en visrecht uitoefenen, eveneens een feodaal trekje. In de omgeving van Ouderkerk hadden verschillende Amsterdammers de beschikking over een eigen bank in de kerk.
Verval
De welvaart bewoog zich in neerwaartse richting en daarmee ook de belangstelling voor zorgeloos buiten wonen. Omstreeks 1850 waren er nog maar enkele buitenplaatsen over. Maar het wonen langs de Amstel heeft tot de dag van vandaag zijn aantrekkelijkheid gehouden. Opvallend is het dat in de eerste decennia van de twintigste eeuw er een heel lint van villa’s verrees in de omgeving van Zorgvlied en ten zuiden van de Kalfjeslaan.